Kasteel Gaasbeek

Gebouw/site
Type
Cultureel gebouw
Locatie
Kasteelstraat 40 1750 Lennik
Stijl
Neo-Vlaamse renaissance en neo-gotiek
Bouwjaar
Basis: 13e eeuw Belangrijke bouwdelen: 16de eeuw Huidig uitzicht: eind 19de eeuw
Oorspronkelijk ontwerp
Jean Van holder Charles Albert
Opdracht
Opdrachtgever
Vlaamse Overheid
Projectteam
Origin (architectuur) In onderaanneming: Daidalos (bouwfysica en akoestiek) Ney & Partners (stabiliteit) HP Engineers (technieken) Niek Kortekaas (scenografie)
Aannemer
Monument
De opdracht voor de restauratie en de herinrichting van het Kasteel van Gaasbeek omvat enerzijds het restaureren van de 19de-eeuwse interieurs, en anderzijds de studie van het museumparcours en de scenografie, waaronder het ontsluiten van een aantal ruimtes die nog geen deel uitmaken van het huidige museum. Daarnaast werden ook studies uitgevoerd ten aanzien van het verbeteren van de toegankelijkheid en het oplossen van een aantal bouwfysische en stabiliteitstechnische problemen. Ney & Partners ontwierp in het kader van deze opdracht een luifel voor de binnenkoer van het kasteel.

Het Kasteel van Gaasbeek evolueerde gedurende de eeuwen in bestemming van een strategisch-militair gebruik (13de -16deeeuw) naar een statuskasteel (vanaf de 16de eeuw) en zomerverblijf (18de eeuw). Onder invloed van de familie Arconati-Visconti werd het representatieve karakter vanaf de 19de eeuw belangrijker, vooral wanneer de Markiezin Arconati-Visconti (Marie Peyrat) na de verbouwing door Charle-Albert haar intrek neemt in het kasteel, en het onder haar invloed evolueert naar een ontmoetingscentrum. Het kasteel wordt vanaf dat moment een plek voor cultuur en een drager van kunstobjecten in (quasi-) wetenschappelijke context. Het gebruik als museale ruimte, wat één van de voorwaarden was van de schenking door de Markiezin aan de Belgische Staat, en het sociaal-wetenschappelijke aspect ten tijde van de Markiezin, zijn twee fundamenten die bepalend zijn voor het hedendaagse gebruik van het gebouw.

Het kasteel kende in de 19de eeuw een zekere drieledigheid. De westelijke vleugel en torens werden ingericht als ontmoetingskamers. De Petit-Bloisvleugel huisvestte vertrekken voor de gasten. Het poortgebouw en de Arconativleugel vormden de private vertrekken van de Markiezin, waarbij de Arconativleugel de onderteunende functies (administratie, dienstruimtes, opslag en paardenstallen) huisvestte. Deze statuten zijn nog steeds voelbaar in de architectuur en aankleding van de ruimtes. De representatieve westelijke zone bestaat uit ruime, rijkelijk gedecoreerde zalen in enfilade, één voor één geconcipieerd als Gesamtkunstwerk. De Petit-Bloisvleugel werd eveneens gedecoreerd met (sjabloon)schilderingen in neostijlen, maar voelen door hun grootte en gebruik soberder en privater aan dan de zalen in de museumvleugel. Het appartement van de Markiezin in het poortgebouw maakte initieel geen deel uit van het museum. Deze ruimtes in Louis XV-stijl vormen in die zin een uitzondering op de rest van het museum. Tot slot kan worden vermoed dat de Arconativleugel, gezien de ondersteunende functies, eerder eenvoudig en rudimentair was afgewerkt. De recentere ingrepen vormen in die zin een logisch gevolg van de geschiedenis en gebeurden eerder uit praktische overwegingen.

De interventievisie komt voort uit deze (functionele) identiteit van de verschillende vleugels. De ‘Gesamtkunstwerken’ in de museumvleugel (en torens) zullen minutieus worden geconserveerd. Ingrepen in het kader van het binnenklimaat worden hier tot een minimum beperkt door de toepassing van de lokale conservation heating. Beschadigde interieurafwerkingen worden gerestaureerd en de oorzaak van deze schade wordt onderzocht en maximaal geëlimineerd.
De Arconati-vleugel zal net zoals in het verleden en vandaag ondersteunend werken, hoewel het publieke karakter van het gelijkvloers wordt uitgebreid door de herinrichting van de voormalige paardenstallen tot tearoom en polyvalente tentoonstellingsruimte. De zolders, tot slot, zullen naar analogie van vandaag worden gebruikt voor opslag en technieken.
Gezien het boeiende en bewogen verleden van het kasteel en zijn collectie, werd een specifieke fase van het kasteel geïdentificeerd als een referentiefase. Vertrekkende vanuit deze waardebepaling van het verleden, werd met een grondige analyse van het heden (waaronder een opname van de bestaande bouwkundige en bouwfysische toestand van het gebouw en de werking van het museum), gewerkt naar de toekomst; rekening houdend met de ambities die het museum vooropstelt.









Teamleden







Contacteer ons
Aarzel echter niet contact op te nemen. Iemand van het Originteam zal met plezier ter beschikking staan om uw vragen te beantwoorden.